Populariseren van kennis

De verspreiding van verlicht gedachtegoed

Zoveel mogelijk kennis verzamelen en verspreiden was een van de doelstellingen van de Verlichting. Hoe meer mensen toegang hadden tot kennis, hoe beter en verlichter de samenleving. En dus werd kennis op zoveel mogelijk manieren aan de man gebracht. Via encyclopedieën, genootschappen, tijdschriften en literatuur.

Bloeitijd voor de encyclopedie

Hoe word je rijk? Hoe blijf je gezond? Hoe vang je vissen, of kweek je zijderupsen? Het antwoord kon men vinden in een genre dat in de achttiende eeuw tot grote bloei kwam: de encyclopedie. De beroemdste encyclopedie werd in Frankrijk geschreven, door twee bekende denkers en letterkundigen, Diderot en d’Alembert: Encyclopédie (1751-1780, 37 delen). Het is de eerste encyclopedie waarin werd geprobeerd alle menselijke kennis alfabetisch te ontsluiten. In Nederland verscheen een soortgelijk project onder de titel Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konstwoordenboek (1768-1793). De titelpagina beloofde onder meer ‘fraaie geheimen om tot een hoge en gelukkige ouderdom te komen’ en ‘alles wat een goed huishoudster dient te weten’.

Geleerdentijdschriften

Encyclopedieën hoopten alle andere boeken overbodig te maken, maar zo makkelijk ging dat niet. Tijdschriften waren een geduchte concurrent als het ging om het populariseren van kennis. Dat begon al met het eerste Nederlandse geleerdentijdschrift, de Boekzaal van Europe (1692-1702) van Pieter Rabus eind zeventiende eeuw en eindigde met het zogenaamde algemeen-culturele tijdschrift in de tweede helft van de achttiende eeuw. In de laatste categorie was de in 1760 opgerichte Vaderlandsche Letter-oefeningen koploper: een tijdschrift dat maandelijks verscheen en waarin de lezer recensies en artikelen aantrof op elk wetenschappelijk gebied.

Natuurkundige boeken

Naast encyclopedieën en geleerdentijdschriften verschenen er ook boeken om natuurkundige kennis te verspreiden. Een heel populair boek was het Regt gebruik der wereltbeschouwingen (1715) van Bernard Nieuwentijt (1654-1718). Het is een voorbeeld van een veel bredere tendens in de natuurkundige literatuur: natuurkundige kennis ging gepaard met een diep geloof in God. Voor veel mensen was de toegenomen kennis geen reden om te twijfelen aan het geloof. Integendeel. De stroming die wetenschap en geloof met elkaar wist te verzoenen staat bekend onder de naam ‘fysico-theologie’. De ambitie van fysico-theologen was om via de wonderen van de natuur God te leren kennen en te bewijzen hoe machtig en slim Hij was. Nieuwentijt was zo’n fysico-theoloog, evenals later in de eeuw de Zutphense dominee Martinet, die de fysico-theologische inzichten ook voor kinderen toegankelijk maakte met zijn boeken. Mensen als Nieuwentijt en Martinet stimuleerden empirisch, proefondervindelijk natuurwetenschappelijk onderzoek om het geloof in God te versterken.

Mede dankzij dit soort boeken ontstond er in de samenleving een grote belangstelling voor natuurkunde. Leden van het departement natuurkunde op de bovenste verdieping van het Amsterdamse ‘Felix Meritis’ bestudeerden met sterrenkijkers de hemel boven de Keizersgracht. In herbergen werden natuurkundige demonstraties gegeven door rondreizende natuurkundigen, die de grote steden in Europa afreisden om er hun proeven te demonstreren. Daarnaast was er veel privé-onderwijs in de natuurkunde, zelfs aan dames.

Literatuur als wetenschapscommunicatie

Dichters als Bilderdijk meenden dat wetenschappers met hun saaie taalgebruik niet goed in staat waren om nieuwe kennis aan de man te brengen: daarvoor waren dichters cruciaal. Dat betekende wel dat de dichter op de hoogte moest blijven van het laatste wetenschappelijke onderzoek. Zo legt Van Goens in 1766 uit dat dichters een salamander niet moeten beschrijven alsof het een 'gevaarlijke krokodil' is, want dat is het namelijk niet: ‘Men heeft lange tijd de salamander op de lijst van de feniks en de vliegende draken gezet, en zijn bestaan ontkend. Maar het is waarschijnlijk, en de meeste kenners van de natuur nemen tegenwoordig aan, dat de salamander een kleine hagedis is’.

De ambitie om nieuwe kennis te verspreiden kon ook leiden tot onenigheid tussen schrijvers. Dichter en filosoof Johannes Kinker deed eind achttiende eeuw in genootschappen en tijdschriften pogingen de filosofie van de verlichte Duitse filosoof Kant in Nederland te populariseren, een filosofie waarin slechts een marginale rol voor God was weggelegd. Hij raakte daardoor in debat met Rhijnvis Feith, een schrijver die via zijn romans en gedichten juist een religieus gevoel probeerde over te brengen.