De Nederlandse Revolutie

Politieke omwentelingen 1780-1800

De achttiende eeuw was een tijd van grote politieke onrust in de Republiek. In de laatste decennia  van de eeuw  waren twee partijen, patriotten en orangisten, het zo heftig met elkaar oneens, dat er een burgeroorlog uitbrak. De daaropvolgende revolutie in 1795 maakte van Nederland voor het eerst een democratie.

Groeiende onvrede

Nederland in het laatste kwart van de achttiende eeuw: met de economie gaat het slecht, het politieke systeem is corrupt en ondoorzichtig. Het land wordt geregeerd door regenten die voornamelijk hun eigenbelang beschermen en een stadhouder, Willem V, die weinig tot niets doet voor het volk. De machteloze bevolking maakt zich zorgen over dit verval, helemaal als Engeland in 1780 de oorlog verklaart aan Nederland en de economie definitief instort. Vanaf dat moment politiseert de samenleving.

Revolutiejaren

Er brak een revolutionaire periode aan. Dankzij de invloed van de Verlichting hadden burgers geleerd dat ze recht hadden op een eigen mening. Twee groepen bestreden elkaar: patriotten (veelal afkomstig uit gegoede burgerij) en orangisten (lagere volk + regenten). De patriotten, zij die zich ware vaderlanders noemden, waren tegen de stadhouder. Zij wilden meer vrijheid, meer gelijkheid en meer inspraak in het bestuur. Ze bespeelden de publieke opinie via het typisch verlichte medium van het tijdschrift en wisten het om te vormen tot een politiek instrument. De moderne politieke pers was geboren. De voorstanders van de stadhouder, orangisten, sloegen zo hard mogelijk terug door met eigen, orangistische tijdschriften te komen, maar feitelijk liepen ze steeds een pas achter.

Machtsgrepen

Ook mobiliseerden de patriotten zich vanaf 1783 in vrijcorpsen of gewapende genootschappen. Daar bereidde men zich voor op een oorlog. Die oorlog brak in 1786 uit toen twee patriottische steden, Hattem en Elburg, door het leger van de stadhouder werden beschoten. Toch slaagden de patriotten erin tot eind september 1787 macht uit te blijven oefenen in verschillende grote steden. Maar toen ze in 1787 de vrouw van de stadhouder enkele uren wisten vast te houden bij Goejanverwellesluis, ging het mis. De broer van de prinses wreekte zich voor deze belediging door een enorm Pruisisch leger op Nederland af te sturen. Op 13 september marcheerden meer dan 25.000 soldaten het land binnen en werd de macht van Oranje hersteld. Binnen een maand waren de patriotten uitgeschakeld. Tienduizenden vluchtten het land uit, waaronder auteurs als Wolff en Deken en Gerrit Paape en journalisten als Wybo Fijnje en Pieter ‘t Hoen. De meesten van hen gingen in Frankrijk wonen.

Naar Frans voorbeeld

Dat was niet het einde van de Nederlandse Revolutie. In Frankrijk, waar inmiddels de revolutie was uitgebroken, lobbyden de Nederlandse vluchtelingen om steun voor hún revolutie. Beide revoluties draaiden immers om dezelfde idealen: vrijheid, gelijkheid en broederschap. In Nederland zelf ging de patriottenbeweging noodgedwongen ondergronds verder. Veel patriotten verzamelden zich in vaderlandse sociëteiten, leesgenootschappen en literaire genootschappen en verspreidden hun idealen daar in het geheim. In 1795 lukte het om, met behulp van een Frans leger, de stadhouder te verjagen. Hij vluchtte naar Engeland. De Bataafse Republiek werd uitgeroepen en vanaf toen golden de Rechten van de Mens en van de Burger. Om gelijkheid tussen de burgers te garanderen werd iedereen de eerstvolgende jaren aangesproken met het neutrale ‘burger’ of ‘burgeres’.

De eerste grondwet

In 1798 was de eerste Nederlandse grondwet af. Hierin werden de rechten van de burger vastgelegd. Deze grondwet maakte van Nederland de moderne staat die het nog steeds is: een democratische eenheidsstaat, waar kerk en staat gescheiden zijn en die is gefundeerd op mensenrechten als vrijheid en gelijkheid en vrijheid van meningsuiting.