P.A. de Génestet

Tragische dominee-dichter
Amsterdam, 21 november 1829 - Roozendaal (Gelderland), 2 juli 1861

Alleen al het tragische levensverhaal van Peter de Génestet zou voldoende moeten zijn om een romantisch dichter van hem te maken. Op jonge leeftijd verloor hij zijn ouders. Hij woonde eerst bij zijn oma en later in het gezin van de zus van zijn moeder. Als kind was hij voortdurend ziek. Zijn pleegouders waren bang hem te verliezen aan tuberculose, dezelfde ziekte waaraan ook zijn moeder was gestorven. Hij zou inderdaad op zijn eenendertigste aan tuberculose sterven. Maar voor die tijd verloor hij eerst nog zijn vrouw en jongste zoontje aan deze ziekte.

Inspiratie uit de romantiek

De Génestet is te laat geboren om hem tot de Romantiek te rekenen. Hij liet zich echter wel inspireren door romantische schrijvers. Dit is onder meer te zien in het lofdicht dat hij voor de romantische schrijver Jacob van Lennep schreef. In ‘Morgen is mijn dichter jarig’ spoken personages uit Van Lenneps boeken door de werkkamer van De Génestet. Omdat Van Lennep jarig is, vragen de personages De Génestet of hij een gedicht wil schrijven voor hun schepper. De spookachtige sfeer en het feit dat het verhaal zich 's nachts afspeelt zijn typisch romantische elementen.

De manier waarop De Génestet spreekt over het dichterschap heeft ook romantische trekjes. Het schrijven van poëzie brengt hij met extreme emoties in verband en hij spreekt erover als `vliegen’, iets wat lijkt op het romantische cliché van de dichterlijke vlucht. In het gedicht ‘Vrienden-raad en dichtersantwoord’ laat hij een vriend de volgende waarschuwing tegen het dichten uitspreken:

‘Knaap, werp uw luite in 't vuur, ontspan uw teêre snaar,
Leer aan het proza dezer wereld u gewennen!
Wie hoog vliegt, al te vroeg, verlamt zijn stoute pennen;

De dichter kan natuurlijk niet anders antwoorden dan dat deze raad onzin is. Wat voor gevaar de dichtkunst ook met zich mee brengt, hij kan het dichten niet laten:

't Is mooglijk dat de kunst des levens krachten slope, 't Is mooglijk dat de geest het lichaam ondermijn', - Laat de engel van mijn lied mijn stervens-engel zijn! Ik kreeg, ik heb haar lief, als de engel mijner hope!

Naast deze volledige overgave aan de dichtkunst, vinden we bij De Génestet echter ook een speelsere opvatting van de poëzie:

Beziel me, o plaaggeest der beminde Poëzij,
Beziel me, o schalke nimf der fijne plagerij!
Ik weet een klein verhaal vol vaderlandsche grappen,
Dat ik met hart en ziel mijn vrienden wil verklappen.

Met deze woorden leidt hij het dichtverhaal ‘De Sint-Nikolaasavond’ in. De vorm van dit verhaal, een episch gedicht, doet nog aan de Romantiek denken. Het onderwerp is echter een eigentijds burgergezin dat Sinterklaas viert. Samen met de scherpe observaties en de milde spot doet het denken aan de Camera Obscura van Beets.

God en gezin

Een derde belangrijk thema in het werk van De Génestet is de godsdienst. Dat is niet zo vreemd, want hij was dominee. Dankzij een kleine erfenis kon hij studeren wat hij wilde, maar hij koos ervoor om predikant te worden. Omdat De Génestet vaak over het gezinsleven en godsdienstige zaken schreef en bovendien dominee was, wordt hij tot de domineedichters gerekend. Dit doet hem echter geen recht. Hij is kritisch, soms scherp spottend en hij spreekt openlijk over de twijfel die hij af en toe ten opzichte van God voelt. Al deze dingen zou een gewone domineedichter nooit doen.

Juist omdat hij zo gevoelig was en toch op een eenvoudige manier schreef over dingen die dichtbij waren voor de gewone lezer, groeide De Génestet uit tot de best verkochte dichter van de negentiende eeuw. Zijn vroege dood heeft ongetwijfeld ook bijgedragen aan zijn literaire reputatie. In het voorwoord van zijn laatste bundel had hij nog de hoop uitgesproken dat hij in de toekomst 'nog misschien wel iets beters zal mogen geven, dan ik gaf tot heden' als maar 'voor 't minst zoo na al de donkere dagen het zonnetje nog eens weer kan en mag schijnen in mijn leven'. De dichter had net zijn vrouw verloren en ontslag genomen omdat hij het preken te zwaar vond. Kort na de publicatie zou hij sterven. Wat hij nog zou hebben kunnen schrijven als hij langer had geleefd, blijft voor altijd een mysterie.

P. A. de Génestet: 'Aan Adda' (1847) in Almanak van het goede en schone voor 1848

In dit filmpje wordt P.A. de Génestets 'Aan Adda' uit 1847 in Almanak van het goede en schone voor 1848 getoond en voorgelezen.