Verzen

Herman Gorter, 1890

Herman Gorter (1864-1927), een dichter van uitersten. Met zijn grote debuutgedicht Mei (1889) werd hij in een klap de held van de Beweging van Tachtig, met Pan (1916) schreef hij een nog veel groter gedicht over de socialistische strijd tegen het kapitaal. Als hij niet aan een epos werkte probeerde hij koortsachtig zijn poëzie af te stellen op zijn hoge idealen als dichter. Vlak na het klassieke Mei stortte hij zich op de korte versvorm waarin de zintuigen het voor het zeggen moesten krijgen. Onder invloed van wat Lodewijk van Deyssel het ‘sensitivisme’ noemde, schreef hij in anderhalf jaar de 86 gedichten van Verzen (1890). Deze poëzie richt zich frontaal op het ‘nieuw getijde dat is nu’ en is uit op momenten waarin de wereld volledig wordt doorleefd. In de eerste gedichten van de bundel levert dit vaak een gevoel van geluk op, maar gaandeweg verandert dat.

 

Omgevingsindrukken

De heftige omgevingsindrukken die de dichter in poëzie omzet, verdringen steeds verder het overzicht dat nodig is om het leven te begrijpen en te waarderen. Gorter schreef zelf over deze periode: ‘Ik liep een jaar rond met een licht hoofd en rare oogen als ik er nu aan denk. Mijn gezondheid leed er zeer diep onder.’ Wie elk moment afzonderlijk ervaart, verliest de regelmaat en raakt zijn oriëntatie kwijt. In plaats van geordend wordt de wereld dan vloeiend, zoals in dit gedicht dat achterin Verzen staat:

De boomen golven op de heuvelen
boomhoofden stil in de nevelen
lentelichte zacht lentelicht.
De toren met zijn gezicht
daar midden in wijst deftig nog uren,
verbeel je uren, uren, uren --
't is om te stikken
in deze oogenblikken,
het kriebelend lachen
ik kan het haast niet verdragen,
ik stik
in dit krankzinnige lichte deftige oogenblik.

De ‘ik’ in dit gedicht ziet zijn omgeving als een bewegelijk lijnenspel. Zijn eigen hoofd is van een grote onrust: zijn ‘kriebelend lachen’ is geen vrolijkheid maar een verlies van controle. Hij kan wat hij meemaakt ‘haast niet verdragen’, en stikt van het lachen in het heel korte zinnetje. De slotzin doet toch een gooi naar een adequate omschrijving van het ‘oogenblik’, en stapelt daartoe drie bijvoeglijke naamwoorden op. Tegenover de sputterende taal van dit ‘lichte hoofd’ met ‘rare oogen’, staat de rust van de dingen om hem heen. De bomen hebben stille hoofden, het licht is zacht en de torenklok heeft een ‘gezicht’. Klokken horen bij de ordelijke wereld waarvan de dichter afdrijft. Na het gedachtestreepje in het midden gaan zijn zinnen ook zelf golven en wordt zijn rijm onvast (lachen / verdragen).

 

'De uiterste grens van het denkbare'

Naast een breuk met de gangbare tijdsbeleving veroorlooft Gorter zich in Verzen ook een breuk met de gangbare taal: ‘verbeel je’ is een vrije variant van ‘verbeeld je’, zoals hij in zijn bekende gedicht ‘Zie je ik hou van je’ ook schreef: ‘ik vin je zo lief en zo licht’. Wat de dichter schrijft lijkt niet meer te kloppen, net zoals de ervaring die hij verwoordt niet langer strookt met wat we normaal vinden. Gorter deed iets nieuws, wat bij veel lezers lachlust opwekte maar ook bewondering. Van Deyssel schreef over dit gedicht dat het ‘de grens van den tijd heeft overschreden’ en voegde toe: ‘Het is niet mooi, dit gedicht, het behoort niet tot de orde der dingen, die men mooi kan noemen. Er is geen adjectief voor. Het raakt de uiterste grens van het denkbare.’ Het best valt dit gedicht misschien te begrijpen door te kijken naar schilderijen van Vincent van Gogh. In precies dezelfde tijd schilderde hij in Frankrijk zijn omgeving, waaronder veel olijfbomen en cipressen, op zo’n manier dat ze lijkt te ‘golven op de heuvelen’. Van Gogh schoot zich in juli 1890 dodelijk in de borst. Gorter staakte na dat jaar zijn klopjacht op het ‘oogenblik’ en hervond langzaam het overzicht. Achteraf zei hij over de tijd waarin hij Verzen schreef: ‘Het was een literatuurziekte in me. Het is nu veel beter.’

Klara-podcast: Verzen van Herman Gorter 

De literaire canon 22, met Sylvie Marie. Herman Gorter werd met zijn grote debuutgedicht Mei (1889) in een klap de held van de Beweging van Tachtig. Een jaar later verschenen zijn sensitivistische gedichten Verzen.