Jacobus Bellamy

Van bakkersknecht tot populair dichter
Vlissingen 12 november 1757 - Utrecht 11 maart 1786

Van bakkersknecht tot een van de populairste dichters van Nederland, dat is het succesverhaal van Jacobus Bellamy. Lang heeft Bellamy niet van zijn succes kunnen genieten, want hij stierf als student, slechts achtentwintig jaar oud. Daardoor bleef hem een loopbaan als predikant bespaard - Bellamy studeerde met grote tegenzin theologie – maar verloor Nederland een veelbelovend literair talent.

Dichten met de taal van het hart

Bellamy’s passie was de literatuur. Hij deed niets liever dan schrijven. Zijn proza - bijdragen aan tijdschriften, brieven - fonkelt nog altijd. Maar hij werd beroemd met zijn poëzie. Gezangen mijner jeugd (1782), Vaderlandsche gezangen van Zelandus (1782-1783) en Gezangen (1785) staan vol met gedichten waarin Bellamy ‘de taal van ’t hart’ spreekt, zoals hijzelf zei.

Dat hart ontvlamde door de liefde en de politiek. Bellamy was eeuwig verliefd, op zijn vriendin Fransje, Francina Baane, het meisje met wie hij van haar moeder niet mocht trouwen en dat in het anoniem gepubliceerde Gezangen mijner jeugd optreedt onder de naam Fillis:

“Je bent toch altijd lastig!
“Je wilt voortdurend kussen!
“Wat moet toch al dat kussen!
“Wat wil dat toch betekenen?
Zo sprak mijn mooie Fillis,
En keek met donkere ogen,
En wendde haar hoofd opzij.

Politiek activist in Utrecht

Toen Bellamy in maart 1782 vanuit Vlissingen vertrok om in Utrecht te studeren, miste hij Fransje meer dan ooit, maar vond hij ook een nieuwe liefde: de politiek. De uit een zeer eenvoudig Vlissings milieu afkomstige dichter had vanaf zijn twaalfde als bakkersknecht gewerkt en wist als geen ander hoe weinig rechten het volk had. In Utrecht, patriottenstad bij uitstek, werd hij een politiek activist. Bellamy publiceerde onder het pseudoniem Zelandus Vaderlandsche gezangen (1782/’83): politieke gedichten die hem tot een nationale beroemdheid maakten en tot dé literaire propagandist van de patriotten. Net als veel andere Nederlanders wilde Bellamy een radicale, politieke omwenteling. Hij haatte de Engelsen, die een oorlog tegen Nederland waren begonnen, was vol bewondering voor de vrijheidsstrijders in Amerika (die tegen de Engelsen vochten) en overwoog zelfs om zich aan te melden bij het Amerikaanse leger.

Ondertussen leed de dichter hevig aan jicht, had hij amper geld, veel kiespijn en miste hij zijn geliefde. Vaak was hij depressief. Zijn geest had ‘eene sterkere neiging tot het sombere en ernstige’, zoals hij zelf in een brief schrijft. Maar met de dichtkunst ging het uitstekend. Hij was lid van het genootschap ‘Dulces ante monia musae’ (Lieflijk boven alles zijn de muzen), het middelpunt van een gezelschap van ‘genialische vrienden’ waar men gedichten schreef zonder rijm: iets nieuws. Van het Haagse dichtgenootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ was Bellamy zeven jaar lid, tot 1784. Toen verliet hij het genootschap, vermoedelijk niet alleen omdat hij zich ergerde aan de kritiek op zijn gedichten, maar ook omdat het dichtgenootschap orangistisch was. In 1785 verscheen Bellamy’s laatste dichtbundel Gezangen, voor het eerst onder eigen naam.

Vernieuwer met eigen tijdschrift

Bellamy was een vernieuwer. Hij stond zeer kritisch tegenover de eigentijdse Nederlandse literatuur. Zijn tijdschrift Poëtische spectator (1783-’86) is het eerste moderne literaire tijdschrift waarin ongezouten kritiek wordt geleverd op nieuw verschenen literair werk, iets wat tot dan toe ongekend was. Recensies bestonden in de achttiende eeuw voornamelijk uit neutrale samenvattingen van een werk omdat men bang was de schrijver te beledigen. Bellamy – en na hem Johannes Kinker – waren minder bang en brachten daarin verandering.

Op 11 maart 1786 stierf Bellamy onverwacht. De dames Wolff en Deken vingen Fransje op die van juni tot oktober bij hen op Lommerlust logeerde. Bellamy’s gedichten verschenen in 1790 en 1791 in het Duits. In de eerste decennia van de negentiende eeuw werden enkele van zijn gedichten vertaald in het Engels, Frans en Italiaans.

Patriottisch dichter

Bellamy’s roem was, meer nog dan op zijn liefdespoëzie, gebaseerd op zijn politieke gedichten. Berucht is zijn gedicht ‘Aan eenen verrader des Vaderlands’, gepubliceerd in het patriottrische tijdschrift De Post van den Neder-Rhijn van 12 oktober 1782 en naderhand opgenomen in Bellamy’s Vaderlandsche gezangen (1783). Vermoedelijk is het gedicht ook als pamflet verspreid. Met de verrader van het vaderland wordt stadhouder Willem V bedoeld, die zonder blikken of blozen wordt beschreven als het grootste monster dat ooit op aarde rondliep. Onder meer door dit gedicht kreeg De Post van den Neder-Rhijn op 25 oktober 1782 een tijdelijk verbod.

Aan een verrader van het vaderland

’t Was nacht, toen uw moeder u baarde,
   Een nacht, zo zwart als immer was.
Een leger van helse geesten waarde.
   ’t Gevogelte liet een naar gekras,
Door ’t aklig woud, tot driemaal horen.
   De zee werd woedend, klotste en sloeg,
Wat zelfs, tot in de hemelkoren,
    De engelen schrik in het hart joeg!
Uw moeder zag u – en het leven
   Ontvluchtte aan haar beklemde hart!
Uw vader schrok – stond te beven –
   Zeeg neer – overwonnen door de smart,
Toen een stem, net als een donder,
   Klonk door het huis, dat u ontving:
“Dat elk zich van dit kind afzondere!...
   “Natuur wrocht hier een aterling!
“Zij heeft hem, tot een straf der volken,
   “In ’s hemels grimmigheid gebaard!
“De slechtste geest uit ’s afgronds kolken
   “Zal hem beschermen op deze aard!
“Hij zal zijn vaderland verraden!
   “De vrijheid trappen op de borst!
“Geen goud zal ooit zijn ziel verzadigen,
   “Die steeds naar meer schatten dorst!
“Hij zal, kan het slechts zijn hebzucht voeden,
   “Een gemene slaaf van de vorsten zijn!
“Waar hij onschuldigen ziet bloeden,
   “Daar zal zijn vreugd en wellust zijn!
“Zijn hele ziel zal valsheid wezen!
   “Zijn mond een kerker vol bedrog!
“Zijn helse ziel zal niemand vrezen;
   “Steeds juichend denken: ‘“k werke nog!….
“U zou vergeefs zijn werking storen!
   “Vergeefs is hier een fors geweld!
“Tot ramp voor ’t vaderland geboren,
   “Is hij ten vloek van het volk gesteld!”

Verrader! monster! vloek der aarde!
   Vernederend schepsel van de natuur!
Gods wraak, die u tot heden spaarde,
   Verdelge u ooit door ’s hemels vuur!

 

Jacobus Bellamy: 'De vergeefsche proefneming' in Gezangen mijner jeugd (1782)

In dit filmpje wordt Jacobus Bellamy's 'De vergeefsche proefneming' in Gezangen mijner jeugd uit 1782 getoond en voorgelezen.